De 10 beste vragen over bodemdieren
De 10 beste vragen over bodemdieren
Dit jaar bestaan de bodemdierendagen 10 jaar en dat moet natuurlijk gevierd worden. En waar maak je bodemonderzoekers blijer mee dan nieuwe vragen over bodemdieren? Daarom gaven we iedere deelnemer de mogelijkheid om door te geven wat ze graag over bodemdieren zouden willen weten bij het inleveren van de waarnemingen. We kregen in totaal 46 vragen, waarvan we er 10 uitkozen om hier dieper op in te gaan. Sommige vragen kunnen we direct antwoorden, voor andere vragen hebben we eerst meer onderzoek nodig. De laatstgenoemde vragen zullen dan ook worden meegenomen in het ontwikkelen van de bodemonderzoeksagenda binnen het Europese SOLO-project.
1. “Kunnen pissebedden prikken?”
We beginnen met een simpele, maar relevante vraag. Het antwoord is nee, gelukkig bijten en steken pissebedden niet, dus daar hoef je niet bang voor te zijn als je bodemdieren gaat tellen. Het zijn vredelievende planteneters die voornamelijk dode planten, algen en schimmels eten.
2. “Waar zijn slakken en wormen als het niet regent?”
Waar na een forse regenbui slakken en wormen soms met grote getalen het asfalt oversteken, zijn ze bij droge, warme dagen inderdaad nergens meer te bekennen. Slakken en wormen hebben met hun glibberige huid voldoende vocht nodig om gezond te blijven, dus zullen ze bij droogte op zoek gaan naar donkere, koele plekjes waar het nog vochtig is. Slakken kan je dan bijvoorbeeld veel onder stenen, bloempotten of grote plantenbladeren vinden. Regenwormen die vooral in compost en bladresten leven, zoals strooiseleters en compostwormen, zullen de beschaduwde of diepere lagen van het strooisel opzoeken. Regenwormen die meer in de grond leven, zoals pendelaars en grondeters, zullen dieper de grond ingaan waar het nog wel vochtig is. Als de droogte te lang aanhoudt, kunnen regenwormen er ook voor kiezen om in diapauze te gaan: ze stoppen met eten en rollen zich op tot een bolletje totdat het natter wordt. Een soort winterslaap dus, maar dan tijdens droogte en kortdurend.
3. “Behandel ik mijn grond goed”?
Op deze vraag kunnen we geen antwoord geven zonder verdere informatie over het beheer, toch behoorde deze vraag tot de favorieten. We kunnen het enthousiasme om goed voor je bodem te zorgen alleen maar prijzen! Met deze 10 tips kom je al behoorlijk uit de voeten voor bodems in je tuin.
4. “Wat is de relatie tussen gezondheid van planten en het bodemleven?”
Deze vraag houdt vele bodemonderzoekers al jaren bezig, omdat er vele mogelijke relaties zijn. Sommige bodemdieren hebben een direct positieve invloed op de gezondheid van planten. Zo leveren Rhizobium bacteriën in wortelknolletjes stikstof aan vlinderbloemige planten zoals klavers en bonen. In ruil daarvoor krijgen zij weer suikers van de plant. Mycorrhiza schimmels hebben een zelfde soort deal met planten gesloten: zij leveren fosfaat aan de plant en krijgen er suikers voor terug. Maar er zijn ook schadelijke bodemdieren, zoals aaltjes die de wortels van planten opeten of beschadigen. Als het bodemleven divers en gezond is, zullen er voldoende vijanden van schadelijke bodemdieren zijn om de negatieve effecten te beperken. Toch zijn er nog veel vragen die bodembiologen blijven inspireren tot meer onderzoek: Hoe werken de verschillende bodemdieren nu precies met elkaar samen, wat voor effect hebben verschillende omstandigheden en hoe kunnen we dit zodanig beïnvloeden dat we gericht de gezondheid van planten kunnen verbeteren? Met de enorme diversiteit van het bodemleven en plantensoorten kan je je voorstellen dat onderzoekers hier nog jaren zoet mee blijven.
5. “Wat zit er toch in naaktslakkenslijm dat je het niet eens met zeep van je handen afkrijgt”?
Deze vraag werd gebracht als een grap, waarna een serieuze vraag volgde. Toch weerspiegelt deze vraag een actief onderzoeksveld in de medische wetenschap. Slakkenslijm heeft namelijk allerlei mogelijke medische toepassingen! Zo zou het als chirurgische lijm kunnen dienen om wonden dicht te plakken, en zou slijm kunnen helpen bij bepaalde neurologische afwijkingen en het remmen van ontstekingen (Rashad et al 2023). De heilzame werking voor de huid was zelfs al bekend bij de oude Grieken! Slakkenslijm bestaat voor meer dan 90% uit water, de rest bestaat uit allerlei organische verbindingen zoals eiwitten en organische zuren. Sommige slakken stoppen zelfs metaalionen in hun slijm, waardoor het slijm kan veranderen in een soort gel. De precieze samenstelling van de slijm verschilt per slakkensoort, en het onderzoek naar het vinden en finetunen van de eigenschappen van slakkenslijm voor de verschillende toepassingen is nog in volle gang.
6. “Wat zit er echt heel diep in de grond?”
Hoe dieper je de grond ingaat, hoe minder bodemdieren er zullen zijn. Er is namelijk steeds minder voedsel voor ze, omdat de meeste toevoer via dode plantenresten aan het grondoppervlak komt. Een andere voedseltoevoer is plantenwortel, die suikers uitscheiden die dieren kunnen eten. De meeste plantenwortels wortelen echter niet dieper dan 1-2 meter. Struiken en bomen wortelen dieper als ze de kans krijgen, gemiddeld rond de 5 en 7 meter respectievelijk, dus als je nog dieper gaat zal er haast geen voedsel meer zijn. Ook is de kans dat je grondwater tegenkomt in de diepere bodemlagen steeds groter, en dat water neemt de plek van lucht in de bodems in. Hierdoor is er geen zuurstof waardoor slechts enkele bodemdieren nog kunnen overleven. Ook kunnen er rotsen op diepere lagen liggen, waardoor dit technisch gezien geen ‘grond’ of ‘bodem’ meer is. Kortom: hoe dieper, hoe moeilijker voor bodemdieren. Toch is er ook leven op de diepste plekken van zeeën, dus waarschijnlijk is er nog steeds genoeg interessants te vinden aan leven. Een goede onderzoeksvraag dus!
7. “Hoe kan er beter rekening worden gehouden met het bodemleven in de stad?”
Simpel gezegd help je bodemdieren met elk stukje groen in de stad. Zo kan iedere inwoner zijn/haar tuin of balkon zo diervriendelijk mogelijk maken, aan de hand van de eerder genoemde tips. Ook is het nog best goed vertoeven op groene daken voor bodemdieren, waardoor je het leefgebied van bodemdieren vergroot. Meer stedelijk groen zoals plantsoenen en parken helpt, en hier gelden grofweg dezelfde tips gelden als voor de tuin. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld minder bladblazen, of de bladeren in de berm te blazen in plaats van op te ruimen. Waarschijnlijk zal om tafel zitten met stedelijke groenbeheerders nog meer ideeën geven dan hier beschreven, dit is dus een goede vraag om verder op door te gaan!
8. “Hoe snel heb je al effect van maatregelen om biodiversiteit te ondersteunen, zoals onttegelen?”
Dit valt moeilijk te zeggen, en zal per bodemdier verschillen. Loopkevers en spinnen kunnen zich snel verplaatsen, maar regenwormen hebben al wat langer de tijd nodig. Na onttegelen kan je het herstel van het bodemleven versnellen door wat compost toe te voegen waar al bodemdiertjes in zetten. In natuurherstel wordt op dezelfde manier het herstel versneld na het afgraven van de topbodem door een beetje bodem waarin veel bodemdieren zitten toe te voegen. Na 3 jaar zie je dat dit leidt tot een duidelijk herstel en dat veel bodemdieren dan zijn teruggekeerd, maar het is nog onbekend hoe lang het duurt voordat het bodemleven volledig is hersteld. In de biologische landbouw wordt vaak 3-5 jaar aangehouden als tijd die het bodemleven nodig heeft zich aan te passen in de transitie van gangbare naar biologische landbouw. Het is op dit moment dus nog lastig te voorspellen hoe lang het op een specifieke plek duurt voor de eerste tekenen van herstel zichtbaar worden en hoe lang het duurt voor het bodemleven volledig is hersteld.
9. “Wat is de bodemkwaliteit van tuinen?”
Tuinen behoren tot de meeste diverse bodemtypen ter wereld, omdat ze zo onder invloed staan van menselijk ingrijpen. Zo wordt vaak relatief veel compost en tuinturf aan toegevoegd, wat goed voor de bodemkwaliteit is omdat het voedingstoffen levert aan planten en dieren en de vorming van een gunstige bodemstructuur bevordert. Tegelijkertijd ligt er ook vaak tegels kunstgras in tuinen, wat de bodemkwaliteit juist verslechterd. Er valt hier dus geen algemene uitspraak over te maken. Bodemdieren zijn een goede indicator voor de bodemkwaliteit, omdat zij de leefbaarheid weerspiegelen wat de optelsom is van veel factoren: voedselbeschikbaarheid, bodemstructuur, waterhuishouding, aanwezigheid gifstoffen, etc. Bij de bodemdierendagen zien we al jaren dat de rapportcijfers voor groene tuinen hoger liggen dan halfgroene tuinen, en dat die weer beter zijn dan bestrate tuinen. Moestuinen doen het even goed als halfgroene tuinen.
10. Hoe krijgen we alle mensen zover dat ze om alle soorten leven gaan geven, en/of hun tuinen/balkon e.d. vergroenen (liefst met inheemse bio-planten) en ver-rommelen?
Als we dit toch eens zouden weten! Psychologisch onderzoek heeft aangetoond dat mensen aanmoedigen om iets beter te doen effectiever is dan mensen afschrikken met de negatieve effecten van bepaald gedrag. Dus je kan beter vertellen wat je wél kan doen, in plaats van wat niet te doen. De juiste omstandigheden creëren die vergroening toestaan helpt ook, zoals het verhogen van de beschikbaarheid van kennis en materialen. Toch blijft de vraag hoe je mensen écht zover kan krijgen dat ze intrinsiek om natuur, of bodemdieren, gaan geven. We hebben besloten om met deze vraag zelf aan de slag te gaan, met hulp van sociale wetenschappers. We hopen hier in de toekomst op terug te komen!