Op deze pagina vind je informatie over de bodemdieren waar we naar op zoek gaan. Je kunt zoeken naar tien diergroepen: de TinyTen. Of je kunt verder kijken: misschien herken je de soorten/soortgroepen binnen een diergroep. Bekijk ook welk tuintype jij hebt en lees de tips voor het zoeken. Heb je zin om je tuin bodemdier-vriendelijker te maken? Ook daarvoor hebben we tips!

 

Bodemdieren

Tijdens de Bodemdierendagen zoeken we tien diergroepen, die iedereen invult. Per diergroep zijn er ook drie à vier soorten of soortgroepen goed te herkennen, met de tips hieronder. Zo kun je nog meer bijdragen aan het onderzoek!

 

1. Regenwormen

Let op: kleur van de kop en staart, smalle gele bandjes, afgeplatte staart

Een grondeter

Hele lichaam heeft een lichte kleur.

Een strooiseleter

Hele lichaam is donkerrood.

Een pendelaar

Afgeplatte staart, de achterkant van het lichaam is bleker van kleur.

Een compostworm

Rood lichaam met smalle gele bandjes.


2. Naaktslakken

Let op: kleur en vlekkenpatroon, afmeting

Een rode wegslak

Rode kleur.

Lichte aardslak

Gevlekt.

Tijgerslak

Grote slak, gevlekt en gestreept.

Een akkerslak

Kleine slak met een bleke kleur.


3. Huisjesslakken

Let op: vorm van het huisje, patroon/tekening op het huisje

Gewone tuinslak

Geel of bruinoranje huisje, vaak met donkerbruine banden, bolle vorm.

Een clausilia

Langwerpig, ‘torenvormig’ huisje.

Boerenknoopje

Plat, ‘afgevlakt’ huisje en ribbeltjes op de schelp.

Segrijnslak

Bruin huisje met vlekken, bolle vorm.


4. Spinachtigen

Let op: beharing, aantal lichaamsdelen (één of twee), kleur of patroon

Tuinwolfspin

Lange harige poten, vaak gevlekt.

Herfststrooiselspin

Relatief groot achterlijf zonder opvallende strepen, vaak fluwelig behaard.

Een gewone hooiwagen

Extreem lange poten, lichaam bestaat uit één stuk.

Een aardhooiwagen

Lange poten, lichaam is donker en bestaat uit één stuk.


5. Pissebedden

Let op: lichaamsvorm, staart, vlekken op de bovenkant of rand

Een oprolpissebed

Kan lichaam tot bolletje oprollen, lichaam gewelfd/gebogen.

Ruwe pissebed

Matgrijs van kleur met ruw oppervlak, slank lichaam.

Mospissebed

Glanzend dier, donkere kop met donkere rugsteep, achterkant (‘staart’) ingeknepen/versmald.

Kelderpissebed

Breed dier, lichte buitenrand met daarin een randje van bruine vlekjes, rug gevlekt.


6. Miljoenpoten

Let op: strepen en de vorm van de rug

Een oprolmiljoenpoot

Kan zich tot een bolletje oprollen, 4 poten per ‘segment’ van het lichaam (anders dan bij de oprolpissebed).

Een slangenmiljoenpoot

Langwerpig dier, geen strepen op de rug.

Kleine tweestreep

Twee gele lengtestrepen op de rug.

Een platrugmiljoenpoot

Afgeplatte rug en ‘zijvleugeltjes’ op de rug.


7. Duizendpoten

Let op: aantal poten 

Een steenloper

15 paar poten

Een bladkruiper

21 paar poten.

Een aardkruiper

Meer dan 30 paar poten.


8. Kevers

Let op: lichaamsvorm en rugschild, vorm van de antennen (lang en slank of juist kort en eindigend in een knopje)

Een glansloopkever

Vorm van een pil, harde dekschilden bedekken het hele lichaam.

Een kortschildkever

Langwerpig, harde dekschilden bedekken maar een deel van het achterlijf.

Een grote glimworm

Volwassene lijkt op een larve (foto), de kop is van bovenaf niet zichtbaar en de voelsprieten zijn kort.


9. Mieren

Let op: kleur, ‘steeltje’ tussen voor en achterlijf: knoop (= knobbelvormig rond stukje) en soms ook schub (= flapje).

Een wegmier

Klein en zwart dier, steeltje bestaat uit een knoop en een schub.

Een schubmier

Groot, zwart met rood dier, steeltje bestaat uit een knoop en een schub.

Een knoopmier

Rood dier, steeltje bestaat uit twee knopen.


10. Mollen

Er komt in ons land maar één soort mol voor!

De mol


11. Overig

Onbekend maakt onbemind. Welke bodembewoners kunnen wel wat extra aandacht gebruiken?

Verder vind je misschien wel oorwurmen, padden of salamanders.

 

In welk type tuin zoek jij?

Je kunt je waarneming doen in verschillende tuintypes. Het zou fijn zijn als je in jouw omgeving twee waarnemingen kunt doen: één op een groene plek én één op een bestrate plek. Dan kunnen we ze mooi vergelijken.

Bestrate tuin

Is de tuingrond (bijna) volledig afgedekt met stenen, vlonders of andere harde materialen? Toch kan je ook hier bodemdieren ontdekken: wat dacht je van mieren?

Halfgroene tuin

Hier is ongeveer de helft van de tuin verhard en de andere helft in gebruik voor planten, struiken en soms een boom. Hoe diverser de begroeiing, hoe meer bodemleven.

Groene tuin

Bij dit soort tuinen is 80-90% van het oppervlak begroeid met planten, struiken en bomen. Afhankelijk van de plantensoorten verwachten we hier veel van!

Balkon

Huizen zonder tuin kunnen wel een balkon hebben. En spinachtigen of slakken voelen zich daar best thuis...zeker als er op het balkon ook planten groeien.

Plantenbak

Sommige huizen en appartementen hebben geen tuin of balkon maar wel…een plantenbak. En gelukkig kun je ook hier bodemdieren in vinden.

Groendak

Op sommige huizen en kantoorgebouwen is een groendak aangelegd. Zolang er maar wat grond en/of planten aanwezig zijn, kun je er zeker bodemdieren vinden.

Plantsoen/park/kinderboerderij

Als je geen tuin of balkon hebt en zelfs geen plantenbak, kun je natuurlijk toch bodemdieren zoeken. Ga gewoon naar een park of kinderboerderij bij jou in de buurt!

Schoolplein/BSO

Liever met de hele klas of BSO op zoek naar bodemdieren? Ook schoolpleinen kunnen - letterlijk - een dankbare voedingsbodem zijn voor bodemleven in al zijn vormen.

Tiny Forest

Een Tiny Forest is een dichtbegroeid, inheems bos ter grootte van een tennisbaan. Je vindt ze in steeds meer steden: niet alleen een prettige plek voor vlinders, vogels, bijen en kleine zoogdieren, maar ook voor bodemdieren.

Moestuin

In een moestuin gebeurt veel, en de grond is in beweging. Wat betekent dat voor het aanwezige bodemleven? Wie houdt er van rulle grond?

Voedselbos

Een voedselbos is een door mensen aangelegd bos met veel verschillende meerjarige planten en/of bomen waarvan je delen kunt eten, zoals vruchten, zaden, bladeren en stengels. Het bos heeft verschillende lagen met van hoog naar laag bomen, struiken, kruiden en bodembedekkers, en natuurlijk een rijk bosbodemleven. Bodemdieren zou je er dus volop moeten kunnen vinden.

 

Tips bij het zoeken

  • Ga naar buiten en kijk van dichtbij goed naar de grond, bijvoorbeeld op je knieën.
  • Kijk onder stenen, bloempotten, tussen planten of afgevallen bladeren en takken.
  • Steek een schep in de (gras)bodem en laat die regelmatig trillen of spit een beetje grond om.
  • Graaf een lege jampot of (yoghurt)beker tot vlak onder de rand in de grond, en kijk na minstens één nacht of er bodemdieren in zitten. Haal daarna de pot weg.
  • Doe de keukenpapierproef en kijk na twee dagen - of nog wat langer! - of je 'beet' hebt.

 

Tips voor een gezonde tuin

Valt het aantal verschillende soorten bodemdieren in jouw tuin een beetje tegen? Niet getreurd: maar weinig mensen komen alles van miljoenpoten tot kevers tegen. Wel kun je veel doen om je tuin aantrekkelijker te maken voor bodemdieren. Hier volgen wat tips:

Tip 1: Onbetegeld

  • Zorg dat een zo groot mogelijk stuk van je tuin onbetegeld is. Dat is goed voor bodemdieren, voor planten én voor de afvoer van regenwater. Maximaal de helft van je tuin betegelen is een goede richtlijn.

Tip 2: Bedek met planten

  • Onbetegeld is niet hetzelfde als onbedekt! Hou de grond in je tuin het hele jaar door zoveel mogelijk bedekt. Maak gebruik van bodembedekkende planten, en kies daarvoor het liefst soorten die van nature in de streek thuishoren.

Tip 3: Snoei laat, ploeg niet

  • Snoei de vaste planten in je tuin niet in de herfst maar pas in het voorjaar. Ploeg niet elke maand je tuin om - zelfs niet elk jaar (!). Schoffelen kan wel, maar als je gaat spitten, gebruik dan alleen een riek en geen spade.

Tip 4: Laat blaadjes liggen

  • Laat in de herfst de bladeren in je tuin zoveel mogelijk liggen: dat is voedsel voor het bodemleven! Harken en blaadjes blazen kan wel, maar haal ze dan alleen weg van het gras en het pad. Egels houden daar trouwens ook van...

Tip 5: Takken, stenen, hotels

  • Door oude takken of boomstammen in je tuin te leggen, trek je meer bodemdieren aan. Of  maak ergens een hoopje oude bakstenen, potscherven en/of dakpannen. Heb je de smaak te pakken? Bouw dan ook eens een insectenhotel.

Tip 6: Meerdere bodems

  • Diversiteit in je tuin is goed, ook wat betreft het soort bodem. Dus op een zandige bodem meer rijke grond, en op rijke grond ook wat (schaarse) zanderige plekken. En breng water in je tuin...bijvoorbeeld een vijvertje.

Tip 7: Weinig mest

  • Mest? Daar worden maar een paar soorten blij van. Gebruik dus vooral niet te veel, en liever organische mest dan kunstmest. En bestrijdingsmiddelen zoals herbiciden, insecticiden, fungiciden, nematiciden? Niet doen!

Heb je zelf ook nog nuttige tips om je tuin aantrekkelijker te maken voor bodemdieren? Stuur ons dan een e-mail!